Algemeen

Financieel beeld

Financieel beeld

Inleiding
Financieel gezien zagen we in 2024 nog steeds de gevolgen van de krapte op de arbeidsmarkt. Door de hoge inflatie, de stijgende energiekosten en de discussie met het Rijk over de gemeentelijke financiën op langere termijn nam de financiële onzekerheid toe.

Op een aantal fronten is vertraging in uitvoering zichtbaar, waardoor budgetten niet volledig werden ingezet. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar bij (meerjarige) projecten bij het Stedelijk Investeringsfonds (SIF). Tegelijkertijd zitten er nog nadelen in het resultaat verwerkt, waaronder nog steeds structureel hoge lasten voor jeugdhulp.

In de volgende onderdelen wordt een nadere toelichting gegeven op het rekeningresultaat 2024 en op de afwijking ten opzichte van de prognose in Voortgangsrapportage 2024-II. Er wordt stil gestaan bij de stand van zaken ten aanzien van de hervormingen. Daarna volgt een beeld van de financiële situatie van de gemeente door middel van de balans, financiering, weerstandsvermogen en kengetallen.

 

Rekeningresultaat 2024
We sloten 2024 af met een plus van 27,4 miljoen euro. Het bruto resultaat laat een plus van 63,2 miljoen euro zien, maar voor 35,8 miljoen euro verschuiven we de besteding naar 2025. Dit gaat bijvoorbeeld om meerjarige projecten en bijzondere resultaten. Daarnaast hebben in 2024 bedragen vanuit het Rijk ontvangen die we niet meteen konden inzetten.

Onderstaand zijn de resultaten per programma vermeld met daarbij de belangrijkste verklaringen van de verschillen ten opzichte van de begroting. Een nadere toelichting van de verschillen is bij de betreffende programma’s vermeld.

Programma

Resultaat

Toelichting (bedragen x 1 miljoen euro, V = voordeel, N = nadeel)

1. Economie en Ruimte 

             32.5

- Grondbedrijf (V 15,4): Dit resultaat bestaat voornamelijk uit de actualisaties van de grondexploitaties en vrijval van de verliesvoorziening op strategische gronden;
- Parkeerbedrijf (V 7,2): Het voordeel wordt deels verklaard door hogere omzetten bij belparkeren en parkeergarages. Daarnaast is aan de lastenkant bij het opstellen van de begroting rekening gehouden met een incidenteel positief resultaat van ca. 2,9 miljoen euro;
- Flexwonen (V 4,5): Het ministerie van Justitie en Veiligheid is bezig met een nieuwe opzet voor de realisatie van doorstroomlocaties, waardoor de huidige regeling "on hold" is gezet. Wij zijn in afwachting van de nieuwe regeling van het Rijk waardoor wij de middelen in 2024 nog niet hebben besteed;
- Suikerzijde: (V 1,4): De kapitaallasten van de investeringen voor de gebiedsontwikkeling De Suikerzijde zitten structureel in de begroting vanaf het jaar 2022. Niet al deze middelen zijn tegelijk nodig, daarom kan er gedurende de exploitatieperiode van de gebiedsbegroting incidenteel vrijval van de genoemde financiële middelen plaatsvinden. Deze incidentele vrijval bedraagt eind 2024 ca. 1,4 miljoen euro;
- Bouwleges (N 1,9): Door de huidige onzekere marktomstandigheden in de bouwsector daalt het aantal vergunningaanvragen;
- Verduurzaming maatschappelijk vastgoed (V 1,0): In februari 2023 heeft de raad het uitvoeringsprogramma routekaart verduurzaming maatschappelijk vastgoed als meerjarig exploitatieproject vastgesteld, met een totale omvang van 2,1 miljoen euro. Het zwaartepunt van het project en de daarmee gemoeide kosten liggen in 2025;
- SIF (V 4,3): Diverse budgetten Stedelijk Investeringsfonds (SIF) waarvan de besteding doorloopt in 2025. Vertraging in de planvorming, besluitvorming en uitvoering leidt tot vertraging in de besteding van diverse SIF-budgetten.

2. Leefomgeving en Veiligheid

               3,0

- Bedrijfsafval (N 1,2): Hogere lasten door versnelde afschrijvingen en hogere vuilverwerkingskosten en lagere opbrengsten uit de samenwerking met gemeente Het Hogeland resulteren in een nadeel;
- Nij Begun (V 1,5): door o.a. minder inzet van extern personeel zijn niet alle beschikbare middelen voor Nij Begun besteed;
- SIF (V 1,4): Bij diverse projecten die vallen onder het SIF is vrijval ontstaan in 2024. Vertraging in de planvorming, besluitvorming en uitvoering leidt tot vertraging in de besteding van diverse SIF-budgetten.

3. Vitaal en Sociaal

             10,4

- Beschermd Wonen (V 2,6): IIn 2024 bedraagt het resultaat voor de regio (alle Groninger gemeenten) 6,8 miljoen euro positief, voornamelijk doordat de risicopost van 1,9 miljoen euro voor verwachte kostenstijgingen is vrijgevallen, en doordat de zorgkosten lager zijn dan begroot. Dit geldt voor zowel ZIN als PGB. Uiteindelijk bedraagt het resultaat van de gemeente Groningen voor Beschermd Wonen 2,6 miljoen euro;
- BUIG (V 1,8): Door onder meer het effect van het werkprogramma in combinatie met de gebiedsgerichte werkwijze dalen de lasten. Daarnaast zijn de lasten voor de regeling BBZ levensonderhoud 0,5 miljoen euro lager. Met name door een lagere dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren lijn de opbrengsten hoger;
- Jeugdzorg (N 6,1): Dit nadeel wordt met name veroorzaakt door stijgende kosten o.a. door complexere casuïstiek, toename van veiligheidsvraagstukken en door een toename van onderwijs gerelateerde zorg. Het aantal jeugdigen neemt toe en de gemiddelde kosten per jeugdige stijgen met meer dan de prijsindexering, met name de kosten voor ambulante zorg en specifieke doelgroepen en crisiskosten;
- Werk In Zicht (N 4,4): Door vertraging bij diverse projecten JTF en NPG hebben we in 2024 minder lasten en baten dan begroot. Er is een nadeel ontstaan doordat we het voordeel op de lasten wel aan de reserve hebben toegevoegd, maar het nadeel op de baten niet tijdig hebben onttrokken aan de reserve;
- Uitvoeringskosten ten laste van SPUK (V 2,3): In 2024 hebben we in het geheel meer uitvoeringskosten ten laste van rijksregelingen en subsidies kunnen brengen dan verwacht. Dit betreft met name de regelingen GALA en IZA;
- Wmo (V 2,2): Op huishoudelijke hulp is er een voordeel van 0,9 miljoen euro met name doordat het aantal klanten huishoudelijke hulp en de indicatieomvang lager waren dan begroot. Verder vielen de kosten hulpmiddelen (1,0 miljoen) mee;
- Schuldhulpverlening (V 2,0): Doordat het uitvoeringsplan Schuldhulpverlening 2024-2025 vertraagd in werking is getreden, hebben wij van de incidentele middelen 2,0 miljoen euro niet in kunnen zetten in 2024;
- Onderwijshuisvesting (V 1,2): De kosten van het verplaatsen van de noodlokalen van de Groene wei in 2024 lager zijn uitgevallen dan was begroot, de kapitaallasten lager zijn dan begroot. Daarnaast is op energie een voordeel behaald van 229 duizend door een lager verbruik als gevolg van een warmer jaar en verduurzamingsmaatregelen;
- Studietoeslag (N 1,2): Het aantal verstrekkingen is harder gestegen dan we op basis van de toename in 2023 hadden verwacht. Daarnaast waren er verstrekkingen met terugwerkende kracht (in totaal 300 duizend euro over 2022 en 2023);
- Plankosten Kardinge (V 1,2): De omvang van de investeringsopgave binnen de SIA en het knellende financiële perspectief noodzaakt ons om een brede afweging te maken. Dit zorgt er onder meer voor dat we de uitwerking van de plannen voor de ontwikkeling van Kardinge faseren;
- Meerjarige projecten (V 1,0): Voordeel ontstaat doordat de volgende meerjarige projecten volgens planning doorlopen in 2025: Huiselijk geweld (0,5) en Opruimen SBR korrels kunstgrasvelden (0,5).

4. Dienstverlening en Bestuur

             17,4

- APPA Voorziening (N 1,5): Door een rentedaling van bijna 1% is de contante waarde van de voorziening van wethouderspensioenen eind 2024 hoger dan in 2023, wat tot een nadelige afwijking in de dotatie leidt;
- Brandveilig gebruik gemeentelijke gebouwen (V 1,3): Het uitvoeringsprogramma brandveilig gebruik gemeentelijke gebouwen is nagecalculeerd met een voordelig resultaat;
- Gemeentefonds (V 3,3): De begroting 2024 is gebaseerd op de Meicirculaire 2023, waardoor de circulaires t/m december 2024 wijzigingen in de algemene uitkering veroorzaken. Daarnaast zijn er diverse integratie- en decentralisatie-uitkeringen toegekend in 2024. Ook leidt de aanpassing van maatstaven tot een voordeel in 2024;
- Reserve-onttrekking (N 1,5): Afwaarderingen boekwaarde onrendabele gronden is deels niet nodig, waardoor de begrote onttrekking aan de algemene reserve van 2,5 miljoen ten behoeve van grondzaken voor 1,5 miljoen niet nodig was, deze hebben wij teruggedraaid;
- Meerjarige projecten (V 3,8): Niet alle beschikbare middelen voor meerjarige projecten zijn ingezet in 2024, waardoor een voordelig resultaat ontstaat. Het gaat o.a. om Migratie e-suite (2,2), Vervanging Dafinci (0,7) en Wet Open overheid (0,6);
- Programma Nieuwkomers (V 3,4): minder uitbetalingen van leefgeld, lagere huurlasten en vrijgevallen budget voor verbouw door verlenging van een huurovereenkomst leiden tot een voordelig resultaat;
- Organisatiekosten Stadsontwikkeling (N 1,2): De loon- en inhuurkosten worden op basis van voorcalculatie doorbelast aan de beleidsproducten en projecten. Het nacalculatie-verschil wordt als organisatiekosten verantwoord;
- Resultaat wijken (V 1,2): Voor de wijkvernieuwing hebben we vertraging opgelopen door o.a. capaciteitsvraagstukken. Deze projecten schuiven door naar 2025. Dit raakt onder meer het project Bedumerweg. Daarnaast is een aantal initiatieven vanuit andere budgetten/subsidies bekostigd;
- Inhuur Publieke Dienstverlening en vacatureruimte (V 0,7): Gezien de krapte op de arbeidsmarkt is het maar deels gelukt om personeel in te huren en is vacatureruimte niet ingevuld;
- Treasury (V 6,6): In 2024 ontstond een rentevoordeel op de langlopende leningen door hogere rente dan geraamd, een hoger volume aan reserves en voorzieningen en een minder investeringen dan geraamd.

Totaal

             63,2

 


Afwijkingen ten opzichte van voortgangsrapportage 2024-II
In de voortgangsrapportage 2024-II (VGR 2024-II) verwachtten we een voordeel van 59,4 miljoen euro. Daarmee is het rekeningresultaat 2024 ten opzichte van de prognose in de VGR 2024-II 3,5 miljoen euro lager. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat we na de VGR2024-II al 25,4 miljoen euro van de verwacht plus voor 2024 aan de reserve hebben toegevoegd. Daarnaast hebben we de resultaten op samenwerkingsverbanden (7,4 miljoen euro) en gemeentefonds (1,4 miljoen euro) volgens afspraak met de raad al toegevoegd aan de reserve budgetoverheveling. De grootste verschillen (> 1 miljoen euro) per onderwerp betreffen:

Onderwerp (Bedragen x 1 miljoen euro)

Rekening 2024

VGR 2024-II

Verschil t.o.v. VGR 2024-II

Toelichting (Bedragen x 1 miljoen euro)

APPA Voorziening

-1,5

0,0

-1,5

Pas na het verschijnen van de decembercirculaire aan het einde van het jaar kan de hoogte van de voorziening wethouderspensioenen bepaald worden aan de hand van de op dat moment geldende rentestand. Deze voorziening is sterk afhankelijk van de rentestand waardoor deze post vrijwel niet te voorspellen is.

Bouwleges

-1,9

0,0

-1,9

Bij de VGR 2024-II werd een daling in het aantal vergunningaanvragen van met name grote bouwprojecten verwacht, veroorzaakt door de huidige onzekere marktomstandigheden in de bouwsector. Op dat moment wat het nog niet mogelijk om de financiële effecten in te schatten, vandaar dat deze op PM is gezet. De reden hiervoor was dat het nieuwe systeem waarmee vanaf 1 januari gewerkt wordt op dat moment nog onvoldoende inzicht gaf over de voortgang van de grote bouwprojecten.

BUIG

1,8

8,2

-6,4

In het raadsvoorstel van 13 november 2024 “Verwacht plus resultaat toevoegen aan de reserve”, is besloten om het resultaat van de BUIG van de VGR 2024-II alvast toe te voegen aan de Algemene Bestemmingsreserve.

Gemeentefonds

3,3

18,6

-15,3

In het raadsvoorstel van 13 november 2024 “Verwacht plus resultaat toevoegen aan de reserve”, is besloten om het resultaat van het Gemeentefonds van de VGR 2024-II alvast toe te voegen aan de Algemene Bestemmingsreserve.

Grondzaken

15,4

0,5

14,9

Op 11 juni zijn de parameters voor de herzieningen en het weerstandsvermogen door het college vastgesteld. De herziene grondexploitaties en het benodigd weerstandsvermogen zijn berekend conform deze parameters. De uitkomst van de herzieningen is dat de verliesvoorzieningen met 0,5 miljoen verlaagd kunnen worden. Bij de jaarrekening 2024 worden de grondexploitaties geactualiseerd (technisch herzien) om een juiste waardering per ultimo boekjaar te verkrijgen. Deze actualisatie leidt tot een daadwerkelijke mutatie in de verliesvoorzieningen. Deze kan afwijken van het bedrag zoals nu berekend. Het bedrag dat uiteindelijke ten laste van de bestemmingsreserve Grondzaken komt, valt mogelijk anders uit als op andere onderdelen van het grondbedrijf voordelen behaald worden.

Grondzaken reservemutatie

-1,5

0,0

-1,5

Bij het opstellen van de VGR 2024-II was nog niet duidelijk dat de onttrekking aan de reserve deels niet nodig was.

Jeugdzorg

-6,1

-7,4

1,3

Ten opzichte van de VGR 2024-II is het verschil op het product jeugd 1,3 miljoen positiever. Als de bij de decembercirculaire ontvangen middelen van 654 duizend worden meegenomen is het saldo ten opzichte van VGR 2024-II afgerond 2 miljoen euro positiever.

Het verschil van 2 miljoen ten opzichte van de VGR 2024-II komt door de ophoging van het budget met 3 miljoen euro in het kader van mogelijke onrechtmatigheid. Zonder deze ophoging zou het geprognosticeerde saldo ruim 1 miljoen euro negatiever zijn dan VGR 2024-II. Dit nadeel van 1 miljoen euro is het saldo van enerzijds extra middelen (totaal 1,1 miljoen euro voordeel) vanuit de decembercirculaire 2024 en vanuit de SPUK ’Niet beoogde kosten jeugdzorg vanwege verblijf in gemeente’ en anderzijds hogere kosten door een nabetaling betreffende meerkosten kleinschalige woonvoorzieningen (1,1 miljoen euro nadeel), door hogere ZIN kosten (1,4 miljoen euro nadeel) en lagere solidaire kosten (0,3 miljoen euro voordeel). De 1 miljoen euro is binnen de bandbreedte van VGR 2024-II (bandbreedte van 2,5 miljoen euro). 

Loon- en prijscompensatie

0,0

2,0

-2,0

In het raadsvoorstel van 13 november 2024 “Verwacht plus resultaat toevoegen aan de reserve”, is besloten om het resultaat loon- en prijscompensatie van de VGR 2024-II alvast toe te voegen aan de Algemene Bestemmingsreserve.

Meerjarige projecten

6,6

0,0

6,6

Bij VGR 2024-II hebben we ingeschat dat de verwachte restantbudgetten van meerjarige projecten zouden storten in de reserve. Dit is niet gedaan, waardoor bij de jaarrekening een resultaat is ontstaan.

Brandveilig gebruik gemeentelijke gebouwen

1,3

0,0

1,3

Bij VGR 2024-II hebben we ingeschat dat de verwachte restantbudgetten van meerjarige projecten zouden storten in de reserve. Dit is niet gedaan, waardoor bij de jaarrekening een resultaat is ontstaan.

Nij Begun

1,5

0,1

1,4

Ten tijde van de VGR 2024-II was nog niet bekend dat wij een vergoeding zouden krijgen van het Rijk voor de extra inzet binnen de organisatie voor Nij Begun.

Organisatiekosten SO

-1,2

0,0

-1,2

Bij VGR 2024-II bestond nog geen inzicht in welke mate de organisatiekosten Stadsontwikkeling kosten tot resultaat zouden leiden

Parkeren

7,3

5,3

2,0

Bij VGR 2024-II hadden we een hogere omzet van 2,6 miljoen verwacht, er is echter 846 duizend meer aan omzet gerealiseerd, deze hogere omzet wordt verklaard door een hogere omzet parkeergarages, vooral van het Forum.
Daarnaast ontstaat een verschil doordat brandveiligheidsmaatregelen (450 duizend) niet in 2024 zijn uitgevoerd en hebben we bij straatparkeren voordelen behaald (430 duizend) op o.a. externe deskundigheid, licentiekosten, uitrol parkeermaatregelen en overige kosten.

Personele lasten

-1,1

1,2

-2,3

We hadden gedacht in het laatste kwartaal toch nog personeel te kunnen vinden voor het inwerken 2025, maar dit is niet geheel gelukt. 

Programma onderwijshuisvesting

1,2

0,0

1,2

Bij VGR 2024-II bestond nog geen volledig inzicht in welke mate de kosten zouden worden onderschreden.

Samenwerkingsverbanden

0,0

5,3

-5,3

In de financiële verordening 2024 is opgenomen dat we resultaten op samenwerkingsverbanden alvast naar de reserve budgetoverheveling mogen boeken. Deze wijziging was bij VGR 2024-II nog niet vastgesteld, dus hebben we daar het verwachte resultaat nog opgenomen.

Werk In Zicht

-4,3

0,0

-4,3

Het verschil bestaat voornamelijk uit een nadeel op de baten van 4,2 miljoen. Dit nadeel hebben we te laat in beeld gekregen waardoor wij geen onttrekking aan de reserve hebben gedaan. Wij hebben daardoor een nadelige afwijking tussen gerealiseerde en begrote baten. Dit tekort zal in 2025 worden gecompenseerd uit de reserve van de WiZ, waardoor het nadelig resultaat van de arbeidsmarktregio (WiZ) niet voor rekening van de gemeente Groningen komt, maar wordt opgelost met eigen middelen uit de reserve WiZ

Treasury

6,6

4,4

2,2

Ten opzichte van VGR 2024-II is het gerealiseerd rekeningresultaat 2,2 miljoen euro hoger. Dit is voornamelijk het gevolg van hogere rentebaten bij schatkistbankieren en lagere rentelasten op kasgeldleningen.

Uitvoeringskosten tlv SPUK

2,3

0,0

2,3

Na VGR 2024-II bleek dat besteding van SPUK IZA/GALA op andere manieren is ingevuld dan van tevoren bedacht, hierdoor hebben we meer personele inzet ten laste van de SPUKS kunnen brengen

Stedelijk Investeringsfonds

12,4

10,4

2,0

Bij VGR 2024-II bestond nog geen volledig inzicht in welke mate de diverse projecten zouden worden onderschreden.

Overige afwijkingen

21,1

11,0

10,1

Overige afwijkingen < 1 miljoen euro

Eindtotaal

63,2

59,5

3,7

 


Hervormingen
In de begroting 2024 resteerde nog een in te vullen taakstelling leniger en flexibeler begroten van 2,4 miljoen euro. In het raadsvoorstel meicirculaire 2024 is besloten om deze taakstelling voor een bedrag van 2 miljoen euro in te vullen. Daarmee resteerde nog een nadeel van 400 duizend euro.

In de begroting 2024 is een dekking opgenomen van 1,3 miljoen euro van te verwachten rijksmiddelen voor armoede en schulden. In de Rijksvoorjaarsnota staat dat gemeenten 40 miljoen euro vanaf 2024 ontvangen voor armoede en schulden via het gemeentefonds. Ons aandeel hierin is 896 duizend euro. Voor 2024 t/m 2026 resteert daarmee nog een taakstelling van 444 duizend euro. Vanaf 2027 is het tekort 1,3 miljoen euro per jaar.

Via het raadsvoorstel ‘Verwachte plus rekening resultaat toevoegen aan de reserve’ zijn deze hervormingen voor 2024 ingevuld. De jaarrekening 2024 laat daardoor geen resultaat zien op deze hervormingen.

Balans en financiering
Balans

Balans (Bedragen x 1,0 miljoen euro)

31-12-2024

31-12-2023

 

31-12-2024

31-12-2023

Activa

 

 

Passiva

 

 

Vaste Activa

 

 

Vaste Passiva

 

 

Immateriële vaste activa

11,0

8,7

Eigen vermogen

364,4

307,3

Materiële vaste activa

1.586,9

1.514,4

Voorzieningen

79,5

64,2

Financiële vaste activa

415,5

435,3

Langlopende schulden

1.443,5

1.488,6

Totaal Vaste Activa

2.013,4

1.958,4

Totaal Vaste Passiva

1.887,4

1.860,2

Vlottende Activa

 

 

Vlottende Passiva

 

 

Voorraden

31,2

49,7

Vlottende schulden

174,7

279,7

Vorderingen

200,7

255,8

Overlopende passiva

283,0

206,6

Liquide middelen

6,5

1,8

 

 

 

Overlopende activa

93,4

80,8

 

 

 

Totaal Vlottende Activa

331,7

388,1

Totaal Vlottende Passiva

457,7

486,3

Totaal Activa

2.345,1

2.346,4

Totaal Passiva

2.345,1

2.346,4


Toelichting op de grootste mutaties:

  • Materiële vaste activa : Per saldo is er stijging in 2024 doordat er voor een bedrag van 153,8 miljoen euro is geïnvesteerd en er is een bedrag van 49,3 miljoen euro afgeschreven op materiële vaste activa. Daarnaast zijn er nog desinvesteringen, bijdragen van derden en afwaarderingen van in totaal 42,6 miljoen euro gecorrigeerd op de boekwaarde;
  • Financiële vaste activa : De vermindering bij de uitgezette geldleningen betref met name een leningaflossing door Meerstad (14,8 miljoen euro) en aflossingen van leningen aan woningbouwcorporaties (5,4 miljoen euro). De vermeerdering bij de deelnemingen betreffen voornamelijk de agiostortingen van WarmteStad BV (3,5 miljoen euro) en het Gemeentelijk Energiebedrijf (3 miljoen euro);
  • Voorraden : De daling wordt veroorzaakt door een daling in het onderhanden werk. Dit is inclusief bouwgronden in exploitatie;
  • Vorderingen : De daling wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling in de uitzettingen in de Rijks schatkist met een looptijd < 1 jaar;
  • Eigen vermogen : Het resultaat is in 2024 globaal gelijk aan 2023, maar de reserves zijn gestegen. Hierbij is het saldo van de Algemene reserve gestegen van 43,9 naar miljoen euro in 2023 naar 83,6 miljoen euro in 2024. De bestemmingsreserves zijn gestegen van 198,4 miljoen euro in 2023 naar 217,6 miljoen euro in 2024;
  • Voorzieningen : De stijging wordt met name veroorzaakt door hogere onderhoudsvoorzieningen en stijging van de voorzieningen afvalstoffenheffing, spaarverlof en pensioenen wethouders;
  • Langlopende schulden : De daling wordt met name verklaard door een bedrag van 75,3 miljoen euro aan eindaflossingen;
  • Vlottende schulden : De daling wordt veroorzaakt door een daling in de kasgeldleningen en een daling in de overige vlottende schulden (kortlopende schulden aan publiekrechtelijke lichamen, aangegane verplichtingen en crediteuren derden opgenomen);
  • Overlopende passiva : De stijging wordt met name veroorzaakt door een stijging in vooruit ontvangen bijdragen met een specifiek bestedingsdoel van het Rijk (o.a. Batch 1588 2e tranche SNN, SPUK herstructurering volkshuisvesting en SPUK Transformatie gesloten jeugdhulp).

Voor een uitgebreide toelichting op de mutaties in de balans verwijzen wij u naar het onderdeel Balans in deze jaarrekening.

Investeringen en financiering
Begin 2024 stond voor 501,6 miljoen euro aan kredieten open uit voorgaande jaren. In 2024 stelde de raad voor 186,9 miljoen euro aan nieuwe kredieten beschikbaar. In totaal was daardoor in 2024 voor 688,5 miljoen euro aan investeringskredieten beschikbaar. Met deze kredieten is in 2024 voor 140,6 miljoen euro aan investeringen verricht. Bij in 2024 afgesloten kredieten is per saldo voor 3,4 miljoen euro aan onderschrijdingen geweest. Als uitkomst staat daardoor eind 2024 nog voor 544,5 miljoen euro aan kredieten open die overgaan naar 2025 om in 2025 of latere jaren afgewikkeld te worden. Er zijn in 2024 5 kredietoverschrijdingen geconstateerd. Hiervoor wordt in 2025 of een nacalculatie aangeboden een de raad, of er volgt kredietaanvraag.

Weerstandsvermogen & risico’s
Het weerstandsvermogen geeft inzicht in de weerbaarheid van de gemeente. Het laat zien of de gemeente in staat is de effecten van risico’s op te vangen. Als maatstaf hanteren we hiervoor de ratio van het weerstandsvermogen. Deze geeft de verhouding weer tussen het beschikbare weerstandsvermogen (welke middelen zijn er om risico’s op te vangen?) en het benodigde weerstandsvermogen (welke risico’s lopen we?). Een ratio van 100% betekent dat er voldoende weerstandsvermogen beschikbaar is om het effect van de ingeschatte risico’s.

Berekening weerstandsvermogen rekening 2024 (Bedragen x 1,0 duizend euro)

2025

2026

2027

2028

Beschikbare weerstandsvermogen (A)

184.862

186.157

191.077

192.143

Benodigde weerstandsvermogen (B)

108.917

111.893

121.364

158.146

Ratio weerstandsvermogen (A/B x 100%)

170%

166%

157%

121%

Verhouding reserves / benodigd weerstandsvermogen

107%

104%

99%

76%


Voor de beoordeling van het weerstandsvermogen kijken we naar de verhouding tussen risico’s en beschikbaar weerstandsvermogen, waaronder de omvang van de reserves (Algemene reserve en reserve grondzaken). We doen dit voor een periode van vier jaren (dynamisch weerstandsvermogen). De ratio weerstandsvermogen in 2025 komt uit op 170%. Deze daalt tot 121% in 2028. Dit is een verbetering van 20% ten opzichte van de ratio bij de begroting 2025 door toevoegingen aan onze reserves om ons voor te bereiden op toekomstige ontwikkelingen. Hiermee is ons weerstandsvermogen op orde en anticiperen we op toekomstige ontwikkelingen. Uit de voorjaarsnota van het Rijk blijkt dat de bezuinigingstaakstelling voor de jeugdzorg (hervormingsagenda) fors wordt verhoogd. Dit leidt tot een hoger risico sociaal domein per 2028. Hoofdzakelijk hierdoor daalt de ratio weerstandsvermogen per 2028 naar 121%. In paragraaf 3. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
wordt een nadere toelichting op de cijfers gegeven.

Beschikbaar weerstandsvermogen
Het beschikbaar weerstandsvermogen wordt gevormd door de middelen die beschikbaar zijn om het nadelige effect van risico’s te kunnen opvangen. Dit is de optelsom van alle elementen die daadwerkelijk kunnen worden ingezet om niet-begrote kosten te dekken. De middelen die we tot het beschikbare weerstandsvermogen rekenen, zijn: Algemene reserve, Reserves Grondzaken, de Suikerzijde en Meerstad Noord/GEB, Post onvoorzien in de begroting, Niet structureel ingezette intensiveringsmiddelen, Onbenutte belastingcapaciteit en Stille reserves.

Het beschikbare weerstandsvermogen is in 2025 184,9 miljoen euro. Dit is 32,1 miljoen euro hoger dan in de begroting 2025. De stijging wordt veroorzaakt door een toename van de Algemene reserve en een toename van de reserves Grondzaken en Suikerzijde. Het beschikbaar weerstandsvermogen neemt de komende jaren toe tot 192,1 miljoen euro in 2028. Deze toename is een gevolg van een verwachte toename van de reserves.

Benodigd weerstandsvermogen (risico’s)
Het benodigde weerstandsvermogen wordt bepaald op basis van een inschatting van de risico’s die de gemeente loopt. Veruit het grootste risico ligt bij de gemeentelijke grondexploitaties en Meerstad. Dit risico bepaalt in 2025 meer dan de helft van het benodigd weerstandsvermogen. Het benodigde weerstandsvermogen in 2025 is 108,9 miljoen euro. Dit is 6,9 miljoen euro hoger dan bij de begroting 2025.

Voor 2025 en verder zien we grote investeringen op ons afkomen voor onder andere de energietransitie, nieuwe gebiedsontwikkelingen, onderwijshuisvesting en de vervanging van maatschappelijk vastgoed, waaronder het nieuwe muziekcentrum. Dat betekent een toename van de risico’s op verschillende fronten en een grote toename van nieuw aan te trekken leningen. Deze ontwikkelingen zijn nog niet zichtbaar in de financiële kengetallen.

Kengetallen
Het huidige resultaat en financiële positie leidt tot onderstaande kengetallen in de kolom Rekening 2024. Daarnaast is de verwachte ontwikkeling van de kengetallen weergegeven in de kolommen Begroting 2025 t/m 2028.

Rekening 2024

 

 

Verloop van de kengetallen 

 

Kengetallen

Begroting 2024

Rekening 2024

Begroting 2025

Begroting 2026

Begroting 2027

Begroting 2028

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 

114,1%

85,9%

110,3%

119,2%

121,7%

123,4%

Solvabiliteitsratio

9,9%

12,8%

10,9%

11,0%

11,5%

12,3%

Structurele exploitatieruimte 

0,3%

3,8%

0,5%

0,5%

1,0%

0,3%


Netto schuldquote
Dit cijfer geeft inzicht in het niveau van de gemeentelijke netto schuldenlast (korte en lange schulden vermindert met kort en lang uitgeleende middelen) ten opzichte van de gemeentelijke baten. Het geeft een indicatie van de omvang van de rentelasten en aflossingen ten opzichte van de jaarlijkse baten en lasten. Bij de netto schuldquote wordt rekening gehouden met alle door de gemeente opgenomen leningen. Bij de netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen nemen we de leningen die we doorlenen aan derden (zoals bijvoorbeeld: Meerstad en woningbouwcorporaties) niet mee. Wanneer sprake is van doorlenen aan derden, ligt de netto schuldquote altijd boven de netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen.

De netto schuldquote en de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen zijn in 2024 lager uitgekomen dan begroot doordat de schulden lager zijn dan begroot. Hoofdzakelijk doordat meer dan begroot aan de reserves en voorzieningen is toegevoegd, zijn de schulden lager uitgevallen. Hiermee blijven we onder de ons gestelde norm van 120%. Conform de begroting 2025 loopt vanaf 2026 de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen op tot 123,4% in 2028 doordat de gemeentelijke baten dalen als gevolg van de opgelegde korting op het gemeentefonds.

Solvabiliteitsratio
Dit kengetal wordt bepaald door de verhouding tussen het eigen vermogen en het totaal vermogen. Het geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan de financiële verplichtingen te voldoen. Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe groter de weerbaarheid van de gemeente.

De solvabiliteitsratio komt in 2024 uit op 12,8%. Dit is hoger dan begroot en wordt veroorzaakt door het positieve jaarrekeningresultaat en doordat minder vreemd vermogen is aangetrokken dan was begroot. Een verbetering van de solvabiliteit wordt bereikt door een verlaging van de opgenomen leningen en/of een versterking van de reserves. Gezien de grote maatschappelijke opgaven en financiële uitdagingen die voor ons liggen streven we naar een solvabiliteitsratio van minimaal 10%. De ratio’s van de kengetallen en van het weerstandsvermogen beschouwen we in samenhang bij de beoordeling van onze financiële positie.

Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van de financiële positie is het ook van belang dat de structurele lasten gedekt zijn door structurele baten. De belangrijkste structurele baten zijn de algemene uitkering uit het gemeentefonds en de opbrengsten uit de onroerendezaakbelasting (OZB). Dit kengetal geeft het verschil tussen de structurele baten en lasten ten opzichte van de totale baten. Een positief percentage betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten te dekken. Het verloop van de structurele exploitatieruimte over de periode 2024 tot en met 2028 geeft aan dat er sprake is van een structureel evenwicht. In de kadernota weerstandsvermogen en risicomanagement hebben we als streefwaarde opgenomen dat de exploitatie minimaal (structureel) in evenwicht is

Deze pagina is gebouwd op 06/10/2025 16:00:43 met de export van 06/10/2025 15:55:29